Weinig bezoekers van terrasjes zal het een zorg zijn. Bijna nooit een musje meer. Weg blijft het droge maar gezellige getjilp van de bruingrijze kruimeldiefjes. Alleen een nostalgicus voelt de ontbrekende scherfjes in de atmosfeer, waar vroeger de geluidjes van de mus zaten. Als die gewaarwording niet in de kiem wordt gesmoord door een ijzige stem.
De vogelgeluiden in Birds van Hitchcock. Vervormde bandopnamen of elektronische sculptuur - wie heeft gehuiverd bij die klanken, herkent de rest van zijn leven meteen de stem van de kauw. Tegelijk brutaal en kalm, onverschillig en trefzeker, buitenaards en zeer nabij.
Eerder al verdreef de kauw de mus uit onze huizen. De mus kroop gemoedelijk onder losse pannen; de kauw kráákt de speelruimtes binnen dakconstructies.
Zwart, donkergrijs en diep-metaalblauw, wandelt de kauw rond de mensen en hun tafeltjes. Pikt op wat wij morsen en over laten. Springt van stoel op tafelblad, met roofspinachtige pootjes, vlijmscherpe vleugelslag, skeletwit ringetje om het lege kraaloog. Dat de kauw nog net op afstand blijft, verraadt geen angst. Zijn behoedzaamheid weerspiegelt een nuchter besef van de nu nog geldende krachtsverhoudingen. Die mettertijd anders kunnen liggen - zo klinkt de kauw, zowel vrijpostig als zonder leedvermaak.
De kauw zelf is geen omen. Wel wekt hij de indruk iets te hebben geduid. Misschien het klimaat dat traag verschuift als een aardlaag. Misschien het zich verzamelen van micro-organismen. Of een schimmige geur in ons zweet.
Wie de kauw beschouwt als een schelm, verwart de kauw noodlottig met de mus, of heeft de mus nooit werkelijk gekend. Nu pikt de kauw nog onze kruimels op. Schooiert in de restruimtes van onze woningen. Maar de kauw hongert openlijk naar meer, met een sterke zin voor verborgen, zwakke plekken.
Kauwen begroeten elkaar onbeschaamd. Het kan ze niet schelen of de mensen iets verstaan.
Mogelijk valt de kauw, wanneer hij voelt dat de tijd daar is, op een dag een kleuter aan. Niet uit domme hebzucht, als een ekster, maar doelbewust als een gier.
Mogelijk zullen andere kauwen volgen. Men zal spreken over het onzinnige geweld van de kauw. Maar het vernietigen van de kauw, tot het laatste dier, zal volkomen nutteloos zijn.
Evenzo is het denkbaar, dat de kauw zal afzien van agressie.
Het enkele musje dat zich nog vertoont, zijn eenzame getjilp, versterkt de stilte van het onherroepelijke.
2003
10 april 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten