Mooie bespreking door Lucas Hüsgen in Raster van gedichten van Yi Won (Zuid-Korea)
'Soms, als dichters zich thuis willen tonen in de digitale wereld, blijft het bij een koket vertoon van lifestyle. Voor de Zuid-Koreaanse dichteres Yi Won, geboren in 1968, ligt dat anders. Moeiteloos verbindt zij de oude Oosterse traditie van het boeddhisme met het hedendaagse Aziatische waarmerk par excellence, de technologie.
Haar eerste bundel, Toen zij heersten over de aarde uit 1996, legt dat verband nog niet zo nadrukkelijk. Ze bouwt daar met name voort op het werk van haar leermeester, de dichter Oh Kyu-Won (geboren in 1941), die primair een op de dingen gerichte poëzie nastreeft. Diens vaak wat laconieke poëzie, met titels als ‘Asfalt’ en ‘Tomaat en mes’, doet bij vlagen zelfs aan Barbarber denken. Bij Yi Won resulteert dezelfde invalshoek in een vervreemd zwerven door het verstedelijkte, commerciële, digitale Zuid-Korea: ‘de schaduw is zo stil als een digitaal horloge’ heet het in ‘Schaduw’. Menig gedicht, soms woest uiteengehakt, laat zich lezen als een opmaat tot de twee lange nomadische gedichten uit haar tweede bundel, daaronder het hier afgedrukte ‘De zijderoute’.
Samen met het zustergedicht ‘Een ontmoeting met Bodhidharma in het labyrint’ verwijst die titel naar de Zijderoute als de weg waarlangs het Boeddhisme binnendrong in Oostelijk Azië, al bevinden we ons natuurlijk wel midden in de metropool Seoul. Maar toch wordt ook die religieuze referentie binnen de eerste bundel al enigermate voorbereid: een van de gedichten brengt de zanger van de Koreaanse toptienhit waarop de titel van de bundel is gebaseerd moeiteloos samen met citaten uit de Prajnaparamita Sutra, een hoofdtekst uit de boeddhistische canon. Een van die citaten luidt ‘vorm is leegte, leegte is vorm’: oftewel, de dingen zijn een illusie, maar die illusie is alles waar het bewustzijn over beschikt.
Zo'n werkelijkheid is één virtuele ruimte. Die hedendaagse consequentie trekt Yi Won nadrukkelijk in Duizend manen drijven in de rivier de Yahoo!, uit 2001. De bundel, in 2002 bekroond met de jaarlijkse prijs van het toonaangevende tijdschrift Hedendaagse Poëzie, doet dat in drie afdelingen.
In de eerste bewegen we ons als nomaden [cf. mijn gedicht De Waarnemer; K] door het moderne leven van winkelcentra en internet. Die wereld heet een woestijn, zodat oases en kamelen net zo min van de lucht zijn. Hun vervaarlijk steriele ruimte vormt, als het toevluchtsoord van kluizenaars, echter ook een brandpunt van mystieke ervaring. Let wel: Bodhidharma's Zijderoute trok net zo goed door Chinese woestijnen.
De tweede afdeling plaatst met gedichten, getoonzet als wetenschappelijke case-studies, levende wezens (mensen, maar ook appels) als welhaast technologische objecten tussen de dingen. Erg verschillen van levenloze objecten kan het lichaam volgens het adagium ‘vorm is leegte, leegte is vorm’ sowieso al niet. Met ijzeren consequentie presenteert de derde afdeling vol droge humor het leven van cyborgs. Yi Won zet daar met cijferreeksen en het soms zelfs aan elkaar schrijven van hele zinnen bovendien technieken in die herinneren aan de modernist Yi Sang (1910-1937), lichtend voorbeeld van Oh Kyu-Won.
De hierbij vertaalde gedichten stammen uit de eerste afdeling. Het zijn pogingen tot plaatsbepaling, tot geboorte zelfs: van het lichaam, binnen de wondere woestijn van objecten, websites, cybercontacten. Daar bevindt zich alles binnen de ‘hògóng’. Dit woord, een van Yi Wons centrale motieven, betekent letterlijk ‘lege ruimte’, al staat het woordenboek nadrukkelijk een vertaling als ‘ruimte’ of ‘lucht’ toe. Het gaat primair om een concrete ruimte die simpelweg leeg is, zoals dat nu eenmaal kan gebeuren. De connotatie van boeddhistische bewustzijnsleegte is echter snel gelegd. Maar aan een louter ‘leegte’ ontbreekt de ruimtelijkheid: die waarborg voor verbintenissen is voor Yi Won van belang. Het telkens herhaalde ‘ruimte’ in ‘Meditatie op het stopcontact’ (zie de uitgave bij de voordracht die de dichteres dit jaar tijdens Poetry International hield) is dezelfde ‘hògóng’ als de ‘lege ruimte’ uit het hierbij geleverde ‘Variaties voor de woestijn’.
Die titel zegt genoeg: de woestijn is een in aanhoudende variaties te bespelen muziekinstrument. De lege ruimte die we doorkruisen [cf. mijn gedicht De W.; K] bestaat net zo goed in iets wat een allusie op het Hooglied lijkt als in hedendaagse wasvoorschriften, groentesalades en, inderdaad, de Prajnaparamita Sutra. Met zijn allen staan ze onder noemers die het bewustzijn op één lijn met een computer lijken te plaatsen. Het herinnert aan http://noosphere.princeton.edu/: die site doet verslag van een wetenschappelijk experiment zoals dat nog altijd loopt aan de universiteit van Princeton. Daar bevindt zich sinds 1998 een computer die dagelijks willekeurige informatie krijgt toegespeeld van over de hele wereld verspreide generatoren. Deze zonder menselijk ingrijpen voortgebrachte nullen en enen blijken op dagen als 11 september 2001 significant af te wijken van de statistische verwachting, alsof menselijke beroering zich in hen voortzet. Yi Wons ‘hógòng’ krijgt visionaire trekken.
Veel zweeft in de ‘hógòng’ rond, onderhevig aan metamorfoses: alleen de titel van die tweede bundel. In het origineel verweeft die twee staande uitdrukkingen. Men kan lezen dat duizend manen opkomen in, op, boven de rivier, maar tegelijkertijd mogen we ze ook zien drijven, weerspiegeld en wel. Dat weerspiegelt op zijn beurt één van Boeddha's bijnamen: ‘de maan, weerspiegeld in duizend rivieren’. En dat is dan weer de titel van een van de eerste teksten in Koreaans schrift, geschreven door degene die dat schrift liet construeren, koning Sejong (die van 1418 tot 1450 regeerde). Zijn lange gedicht bericht van Boeddha's wonderbaarlijke leven. Het opkomen van de maan, zoals keer op keer geschiedt in ‘Korte aantekening over de tijd 1’, wordt daarmee wellicht nog wel wat anders dan de verbeelding van een tijdsverloop. Maar ook hier speelt Yi Won het spel dat haar zo lief is: het einde met zijn knop die de maan de ogen weer laat sluiten brengt de schijnbaar romantische toonzetting [cf. mijn gedicht C., met name het laatste couplet; K] definitief om zeep.
Yi Wons gedichten leven bij de gratie van een dergelijk constant contrapunt: bij al haar omarmen van de technologische wereld is het helemaal de vraag of ze zich niet juist beklaagt dat een ouderwets kluizenaarschap onmogelijk is geworden. Wie uit eigen ervaring Zuid-Koreaanse boeddhistische kloosters kent, weet dat ze regelmatig door Koreaanse dagjesmensen worden bestormd. Maar ook van de woestijn als meditatief toevluchtsoord laat ‘In de woestijn 2’ niet veel heel. Natuurlijk, die woestijn heet ten eerste een telefoonboek, maar als we daaraan voorbijzien, dan vormt het feit dat de sterren berichten van iemands onverwachte overlijden allicht ook een allusie op het beroemde gedicht van de klassieke Chinese dichter Li Bai: ‘Toen ik een bezoek wou brengen aan de kluizenaar van de berg Daitian trof ik hem niet’. Daarbij betreft het dezelfde berg als Yi Wons bij vertalerskunstgreep dubbelop vernoemde ‘Tianshan, Hemelberg’. Was de kluizenaar al dood? Of ontvangen we andermans doodsbericht? Van Li Bai wordt verteld dat hij omkwam door in dronkenschap de maan, weerspiegeld in de rivier, te willen omarmen. Er is dus kans dat het niet helemaal pluis is in de rivier de Yahoo!, met wel duizend van die manen. Zeker als je bedenkt dat hier het voedsel ons verzwelgt, en wij maar denken dat wij eten.'
Associatie: mijn gedicht De W.
Zie ook mijn blognotities:
Rudy Cornets de Groot en de ruimte van het volledig leven
Leegte, 'er zijn', speelruimte en (on)vergankelijkheid
Avatars en iconen
De toekomst volgens Mulisch
Gehoor, ruimte en oorsprong
Geen opmerkingen:
Een reactie posten