Inval in ziekenhuisnacht eergisteren: God verwekt Kind (Christus) bij de Moeder van God (Maria); wellicht bevat het verstarde en - verpatriarchiseerde! - christelijke dogma iets van het geheim van God als Wezen dat Zichzelf heeft geschapen. Een paradoxale gang van zaken: God moet er al geweest zijn om Zichzelf te verwekken, er treedt een tijdlus op. De Moeder van God (cf. de murky waters uit Genesis) vormt mogelijk de mysterieuze ‘oplossing’ - vruchtwater in de baarmoeder - van de paradox.
Plaatje rechts: hilarische noot bij dit 'inzicht' - klik erop om het uit te vergroten
In deze speculatie is de ware Drie-eenheid dus die van God de Vader, God de Moeder en God als Kind van Zichzelf.
De Heilige Geest is dan de Duif die de mens verbindt met de Triniteit die God is. De duif staat voor hemelse inspiratie, vrede en de ziel. Ook wordt de Heilige Geest wel voorgesteld als Vurige Tongen, die op de apostelen neerdaalden, waarna zij vol vuur, in verschillende talen, het Woord van Christus begonnen te prediken.
Dus Heilige Geest: ziel, inspiratie, het woord. Merk op dat de Geest zowel een traditioneel mannelijk (creatief vuur/woord) als traditioneel vrouwelijk (wereldziel/inspiratie) aspect heeft en dus in zekere zin androgyn is.
Een opmerkelijke visie op de 'triniteit' van toekomstige vader, moeder en kind wordt vertolkt in De compositie van de wereld van Harry Mulisch:
'De lichamen (...) van de man en de vrouw (...) verenigen zich in de seksuele lust; daarbij gaan man en vrouw kortstondig ten onder, en de identiteit die op het moment van de eenwording in "beiden" wordt herkend, is die van het latere kind (...).'
Dit kan je lezen als intuïtie van het goddelijke scheppingsmoment waarin Vader, Moeder en Kind één zijn in of als God.(*)
(*) Latere toevoeging: Bart de Goeij schrijft in zijn studie over Mulisch, over diens novelle Tussen sterven en begraven het volgende:
'...zijn beschrijving van de vrijpartij met Tessa houdt op bij het moment waarop zij samen op de grond gaan liggen en hij "verzwolgen" wordt, waarna drie puntjes volgen en dan: "Na een tijd doemt het weer op [...]." Volgens [E.] Kuipers hebben de puntjes en stippellijnen in de novelle de betekenis dat Neeve "geestesabsent" is. (...). Neeve beschouwde het zelf achteraf als dat hij volledig geleefd had, "zo volstrekt met lichaam en ziel betrokken bij een vrouw niet alleen, maar bij de hele wereld". (...) Ofwel: door die "betrokkenheid" bij Tessa en de wereld om hen heen, hield hijzelf op te bestaan, hij was geannuleerd. Neeve noemt deze toestand: over zijn grenzen geslagen zijn. Nemen we dit letterlijk, dan vervagen de grenzen tussen het ik en de hem omringende wereld; we mogen dit mystiek noemen.'
Boeiend is verder dat De Goeij de wereld van Mulisch in verband brengt met de interpretatie van Kants filosofie door Schopenhauer, die in Kants leer die van de veda's herkende.
Weer later toegevoegd: Denk misschien ook aan het 'gedegenereerde' en a-seksuele, nieuwe lichaam van Artaud, waarover hij zei: 'Moi, Antonin Artaud, je suis mon fils, mon père, ma mére et moi' en dat wel is omschreven als volgt : 'Dit lichaam is sexueel en sociaal niet te rangschikken, het is aan gene zijde van het geslacht, de familie en de maatschappij. Het heeft geen oorsprong, want het schept zichzelf, is pas in zijn articulatie, is eerst door de stem, door de act.' (Naar mijn gevoel is dit fascinerend, maar een dwaalspoor in zoverre Artaud het verbindt met noties als 'wreedheid' en 'pest' en het per se van het (elk) seksuele aspect bevrijd wenst - wat mij ook helemaal niet noozakelijk lijkt inzake de kern van het idee, waarom zou er bijvoorbeeld geen werkelijk creatieve, nergens door voorgeprogrammeerde seksuele expressie kunnen bestaan?).
Nog later toegevoegd: omdat God volgens de christelijke mythe zijn eigen moeder bevrucht, is er ook een connectie met de mythe van Oedipus, met name zoals geïnterpreteerd door Mulisch, die eigenwijs fantaseert dat de blinde ziener Tiresias het lot van Oedipus kon voorspellen, omdat hij de 'teruggekeerde' Oedipus was. Arnold Heumakers wijst er in zijn essay bij Mulisch' postume prozafragment De tijd zelf op dat Mulisch in een toelichting bij zijn toneelstuk Oidipous, Oidipous schrijft dat Oedipus voor hem 'de man [is] die het eenrichtingsverkeer van de tijd verstoorde door met zijn moeder te slapen'. De ewige wiederkunft, de tijd die steeds weer bij zijn uitgangspunt terugkeert, is ervoor in de plaats gekomen. Zo bezien is het aardig dat Jezus net als Oedipus buitengewoon hard door het lot werd getroffen en dat (ook) bij hem sprake is van een 'wederkomst'. In de geest van Mulisch' interpretatie van de Oedipus, zou je kunnen stellen dat de wederkomst van Christus precies is niet wat bijbelfanaten voorzien als een verlossende gebeurtenis in de toekomst, maar wat de Joodse profeten voorspelden ten aanzien van Jezus' geboorte. In die zin is Christus - en dus de christelijke God - inderdaad eeuwig geworden. Een minder avontuurlijke verklaring van het laatste is uiteraard, dat dit 'gewoon' is bewerkstelligd door de overlevering van (als heilig beschouwde) teksten; maar de omzetting van een tijdgebonden en vergankelijke vertelling in de 'ruimtelijkheid' van een tekst - zeker als die ruimtelijkheid zich tevens concreet uitstrekt tot in de boekenkasten en hersenmassa's van talloze individuen - is voor Mulisch een groot raadsel, dat alleen door gewenning banaal lijkt te zijn.
Opnieuw later toegevoegd: er lijkt een oeroud motief te zijn van een godenzoon annex koningskind die voortkomt uit de bevruchting door een man van zijn eigen moeder, te vinden in het Egyptische 'Verhaal van twee broers', dat mogelijk resoneert in de Griekse mythe van Bellophoron/Perseus.
Denk tevens aan het Shivaïsme en het latere Griekse Dionysisme, volgens hetwelk de androgyne Shiva (Man-Maagd) het Al voortbrengt. En met het in veel scheppingsverhalen voorkomende heilige huwelijk van God/Hemel en Godin/Aarde - vergelijk enigszins Jahweh en Maria.
Zie het knappe en verhelderende essay 'Heliogabalus en de Vlam van de Lust; Heilig sensualisme in De berg van licht' door Caroline de Westenholz op de site van het Louis Couperus Genootschap.
Met deze door De Westenholz aangehaalde passage uit het boek Shiva et Dionysos van Alain Daniélou:
'In de kosmologie van de Purâna’s heeft het universum geen substantie. Materie, leven en gedachten zijn slechts vlietende verbindingen van energie, als ritme, beweging en seksuele attractie. De oorspronkelijke staat van de kosmos was die van een latente staat van wording (Shiva), die in actie werd gebracht door de verbinding met scheppende energie (Shakti). De creatie begon met de verbinding tussen beide, in andere woorden: de vereniging van Shiva en Shakti is de eerste werkelijkheid. De schepping wordt gesymboliseerd door Shiva in zijn aspect van de hermafrodiet (Ardhanarisvara). De aard van dit wezen is pure lust: "Wanneer Zijn en Bewustzijn zich verenigen, bestaat hun vereniging uit genot, en in dit genot ligt hun werkelijkheid. Hun gescheiden existentie is slechts fictie", zegt een oude Indiase tekst.'
resoneert overigens het slot van mijn blognotitie 'Het glinsterpad der dingen':
'...de filosofie van Husserl wordt in het proefschrift Adhyasa door A.R. Scheepers in verband gebracht met de Indiase filosofie - de Advaita Vedanta van Samkara, 8ste eeuw; "Advaita" betekent iets als "non-dualisme"; zie ook bijvoorbeeld: "The idea of creation as the free, spontaneous, and joyous play (lila) of the gods has been a pervasive motif in Indian thought since Vedic times.'
Andere losse associatie: de schildering van de hermafrodiet op de poort (mannelijke helft op de ene deur, vrouwelijke op de andere) naar het huis van Pernath en Mirjam aan het slot van de roman De Golem van Gustav Meyrink. Al is de golem daar uitsluitend geesteskind - Het of De Onbekende waaruit het zelf ontstaat.
De Westenholz schrijft:
'De androgyne Vader van alle dingen, de Geest, die Licht en Leven is, baarde de Anthropos [cf. de Golem?, K], die in alles in hem gelijk is en dus androgyn. Dat hadden joodse leden van de Hermetische loge blijkbaar aan hun Griekse en Egyptische broeders bijgebracht. Vanuit Alexandrië heeft zich die voorstelling voortgeplant, in de Gnosis, in de secte der Mandaeërs, waar de Godmens Adam Quadmon heet, bij het manicheïsme (de Oermens die in de stof valt), tot in de kabbala, waar Adam Quadmon een phallus en een vulva heeft. Adam Qadmon wordt, zoals bekend, ook genoemd door Blavatsky in Isis ontsluierd.
Mircea Eliade traceerde de androgyne oermens in de geschriften van Simon de Tovenaar, waarin de oorspronkelijke hemelse mens, Adamas, mannelijk-vrouwelijk wordt genoemd. Omdat de mensheid hiervan afstamt, hebben wij allemaal een stukje van die androgyn in ons; spirituele perfectie bestaat in het terugvinden van de androgyn in onszelf.
(...)
In het evangelie van Thomas zegt Jezus zelf: "Als jullie de twee een maakt, zullen jullie Zonen des Mensen worden (...)." Dit evangelie, nog maar onlangs door Quispel uit het Koptisch vertaald en in zijn geheel gepubliceerd, leert dat de eerste mensen androgyn waren, dat de splijting der geslachten de eigenlijke zondeval was en dat Christus is gekomen om de strijd tussen de geslachten te beslechten en de oorspronkelijke eenheid en heelheid te herstellen.'
Hierbij sluit mijn stukje Theologische speculaties aan - in die zin, dat de eigenlijke zondeval van de mens de overheersing van de vrouw door de man is. Deze voorbewuste metaculturele werkelijkheid zou dan bij de mannelijke bedenkers van theorieën over de goddelijke androgyn/hermafrodiet slechts gedeformeerd(*) tot bewustzijn komen, omdat ook (zelfs) bij hen een harmonieuze verbondenheid tussen man en vrouw als twee volstrekt gelijkwaardige en op alle essentiële gebieden 'gelijkaardige' en met dezelfde talenten begiftigde, zij het tevens eigen-aardige en afzonderlijk van elkaar bestaande wezens, ondenkbaar is vanuit hun blinde vlek van bevoordeelde en zichzelf (al dan niet onbewust) superieur wanende partij.
(*) Vergelijk deze woorden, aangehaald door Caroline de Westenholz, van Johann Wilhelm Ritter, een bekend arts en vriend van de dichter Novalis, in zijn Fragmente aus dem Nachlass eines jungen Physikers (1810). De androgyn van de toekomst was volgens hem een soort Christus:
'Eva werd geschapen door de man, zonder hulp van een vrouw; Christus werd voortgebracht door een vrouw zonder hulp van een man; de Androgyn zal beide voortbrengen. Maar man en vrouw moeten samensmelten, in één en dezelfde slag. Het aldus ontstane lichaam zal onsterfelijk zijn.' [cursivering door mij; K]
Later toegevoegd: toen ik dit schreef, had ik nog geen kennis genomen van de diepgravende kritiek van Victor en Victoria Trimondi op het concept van de androgyne Adi-Boeddha in het tantrische boeddhisme, waartegenover zij het - nog nimmer waar gemaakte - volledig gelijkwaardige en harmonieuze samenspel van man en vrouw, 'creatieve polariteit', opperen als verlossende mogelijkheid.
De Westenholz:
'Arabische alchemie gaat uit van twee elementen, zwavel en kwikzilver, die elk weer zijn samengesteld uit de vier oorspronkelijke elementen en die beide een planeet vertegenwoordigen: zwavel staat voor de zon, kwikzilver voor de maan. De eerste stond daarnaast voor het mannelijke element en werd als zodanig ook wel de koning genoemd, de tweede voor het vrouwelijke element, oftewel: de koningin.
In het alchemistisch opus ging het erom, beide tegengestelde principes te verzoenen in het zogenaamde mysterium coniunctionis: het 'huwelijk' van het mannelijke en het vrouwelijke element, oftewel: het huwelijk van de zon en de maan. De vrucht daarvan was de beroemde steen der wijzen. Deze werd meestal als een androgyn afgebeeld, ook wel homunculus genoemd en vaak vergeleken met Christus.'
In deze oeroude, volgens Mircea Eliade omstreeks de IJzertijd ontstane, fantasieën gaat het dus om het via duistere procedures - vergelijk De procedure (**) van Harry Mulisch - scheppen van een mensje (homunculus, golem) of 'goddelijk kind' (zuivere androgyn/hermafrodiet, Christus) uit materie. Ook hier lijkt mannelijke baarmoedernijd een drijvende kracht te zijn - die dus al toesloeg vóór de vorming van de monotheïstische religies.
(**) Ik meen dat de golem in De Procedure een vrouw werd, terwijl het een man had moeten worden - een soort hermafrodiet dus; verder schrijft Mulisch: 'Tussenstadia, ontstaan, vergaan, schemeringen, gedaanteverwisselingen zijn altijd belangrijker dan wat er al is, nog niet is of niet meer', wat resoneert met mijn speculaties rond tao over dö, dunst, dust, Tier, Düse, dheu (stuiven, wervelen, blazen; roken, dampen; in heftige beweging zijn). Speculaties die ik samenvat met: 'Dus: "do" als oerklank duidt - dwars door alle oude culturen heen - het mysterieuze gebied tussen leven en dood aan; de beweging, werveling van fijne materie die over kan gaan in leven; en omgekeerd het tot stof weerkeren van het levende organisme'.
Denk ook weer aan de 'murky waters' uit Genesis.
Ook vermeldt De Westenholz:
'Volgens Schuré gaat de historie van het gevecht tussen de Zonen der Zon en die van de Maan terug tot een historische cultuurwisseling die plaatshad circa 2500 voor Christus. Overal ter wereld vond in die periode een verschuiving plaats van een matriarchale, agrarische cultuur met de maan als opperste, vrouwelijke godheid, naar een patriarchale, nomadische cultuur met de zon als oppergod. In alle gevallen gaat het hier om een oudere cultuur die de slang, de stier en de maan als symbolen had. De nieuwe cultuur kent steevast een middelaar, een soort zonnegod die een slang of een draak doodt.' [cursivering (!) door mij; K - denk ook aan de Minoïsche slangengodin met een duif op haar hoofd (sic!) en aan de adelaar die een slang verslindt als element van de oorsprongsmythe van de gruwelijk gewelddadige Azteken]
Schuré vestigt verder de aandacht op de - overigens evident patriarchale - dichotomie Man-Agni (vuur, creatieve energie; eter/jager) versus Vrouw-Soma (etherische substantie, wereldziel, gegetene/prooi) in de Vedische kosmogonie. Dit komt ook naar voren uit wat hij Pythagoras toedicht:
'Pythagoras, vertelt Schuré, beschouwde het heelal als een levend wezen, geanimeerd door een ziel en doortrokken van een grote intelligentie. In het centrum van dit heelal plaatste Pythagoras een vuur, waarvan de zon slechts een reflectie was. In esoterische zin zou dit universele vuur gelijk zijn aan de creatieve geest die de goddelijke bruidegom zou zijn van de wereldziel, oftewel het astrale licht. Geest en ziel vloeien regelrecht over uit de godheid, door Schuré genoemd: de grote Monade. En dit is waarom het getal drie de essentie uitmaakt van iedere religie: de originele godheid, de universele ziel en de creatieve geest vormen samen een drieëenheid. (...)
Het werkelijke vaderland van Agni is de onzichtbare, mystieke hemel, verblijf van het eeuwige licht en de allereerste principes van het al. (...) Een en ander gaat uiteindelijk terug op de oeroude principes van de Sankhya (...) Deze laatste leert dat "de essentie" (god of Brahma) emaneert in twee krachten: prakrti oftewel materie, en shakti oftewel vuur. De essentie [cf de Androgyn; K] zelf trekt zich vervolgens terug. (...) De straling activeert de inerte materie, als water waarop de zon reflecteert. (...) uiteindelijk is dit astrale licht (...) wat [de oude Indiërs] akasha [vooral gekarakteriseerd door geluid, onder meer dus muziek; K] noemden en wij ether. Het pure astrale licht dat mystici kunnen beleven in toestand van extase is niets minder dan de goddelijke substantie zelf.' [cursivering mede door mij; K]
Het is duidelijk dat de vrouw als creatieve geest in dit patriarchale schema onbestaanbaar is.
In het door De Westenholz besproken boek l'Agonie van Jean Lombard is de 'opheffing' van de vrouw in een homoseksuele messias of godmens de crux; in Couperus' De berg van licht wordt de homoseksualiteit van de hoofdfiguur juist als tekortkoming of echec voorgesteld - ik vermoed met echter een aspect van heroïsch-tragische verhevenheid. Ook deze wellicht bi- of homoseksuele auteurs slagen er aldus niet in de vrouw als volkomen gelijk(w)aardig, zij het eigenstandig wezen te benaderen. Couperus komt, net als de gnostici, alchemisten en mystici met hun premonotheïstische fantasieën, denkelijk meer in de buurt dan de stereotype man met zijn heteroseksueel-patriarchale, arrogante blik; Lombard lijkt juist vrouwvijandiger gezind. Van de andere kant: de kennelijke fascinatie en je zou bijna zeggen het plezier waarmee Couperus in De berg van licht in geuren en kleuren het offeren van een baby beschrijft - uit de ingewanden zou de toekomst voorspeld kunnen worden van de geslachtsoverstijgende Goddelijke keizer in spe -, lijkt als exacte tegenpool van de schepping van een Goddelijk Kind (androgyn, golem, homunculus) een heerszuchtige wreedaardigheid te verraden die ook Couperus' instelling ten aanzien van kwetsbare wezens als facet eigen was?
Ander treffend gegeven dat De Westenholz uitlicht:
'Vooral de "kosmogonie" oftewel de schepping van de kosmos hield zijn [Couperus'] aandacht vast. We treffen dit fenomeen zelfs aan in De boeken der kleine zielen: ‘Het enige, dat ik als reinheid heb gevonden in de wereld, het enige, dat is muziek! O, wat is muziek rein…’ roept Paul van Lowe in het laatste deel van de romancyclus.'
Deze passage roept Mulisch' fascinatie voor muziek in verband met kosmogonie oftewel wereldschepping in herinnering, zoals uitgewerkt in De compositie van de wereld[#].
Couperus' eerste gepubliceerde gedicht gaat over een legendarische vrouw uit het oude Midden-Oosten, Semiramis, bekend van de hangende tuinen van Semiramis (meestal hangende tuinen van Babylon genoemd), die destijds, de periode van het bewind van Nebukadnezar, volgens Griekse geschiedschrijvers als een wereldwonder werden gezien. Dit doet me denken aan de muze van Lucebert, Lilith, een andere vrouwelijke gestalte uit de historische krochten van dezelfde regio.
Toegevoegd december 2013: Pas deze maand heb ik er kennis van genomen dat Meister Eckhart von Hochheim een ideosyncratische en intrigerende uitleg geeft aan de Triniteit. In de bundel Eckhart nu (Augustus, 2010) gaan verschillende auteurs hierop in. Vertaler C.O. Jellema schrijft: "Die drie hoogste krachten in de ziel corresponderen met de drie Personen in de Triniteit. Memoria met de Vader, die het zijn is en het denkt en die, zich Zijn zijn in herinnering brengend, daarin, als in zijn uitgesproken gedachte, Zijn Zoon als Zijn Woord, baart; in dat Zoonwoord kent de Vader zichzelf, zoals anderzijds de Zoon, als Woord van de Vader, zich in de Vader kent, zich in dat kennen terugbaart in de Vader. Met die trinitarische wijze van kennen, waarin de kennende één is met het gekende, correspondeert intellectus. Met de band van eenheid die dat wederzijds kennen vormt, dat kennen in 'einberkeit', en dat is de heilige Geest, correspondeert voluntas, het wilsverlangen."
Dit lijkt een tamelijk getrouwe parafrase van uitspraken van Eckhart, al sluit ik niet uit dat de homoseksuele dichter Jellema ietwat te 'homocentrische' of masculiene accenten legt.
Zie ook mijn blognotities:
Theologische speculaties
De mystieke giechel
De Mona Lisa als seculier icoon
Lilith, godin of demon?
Lucebert, Lilith en herziene taal van God
Illustratie bovenaan: deel van 'Het Lam Gods' van Jan van Eyck, een van de mooiste schilderijen die ik ken. Te bezichtigen in de St.-Baafskathedraal in Gent. Hier prachtig online in detail te zien. Overigens is de figuur met de groene mantel niet Christus, maar Johannes de Doper. De centrale figuur met de rode mantel belichaamt waarschijnlijk in persoon de drie-eenheid van Vader, Zoon en Heilige geest. Trekt men een verticale lijn door deze figuur, dan stuit men eronder eerst op een (half) aureool met een duif - symbool voor de Heilige Geest - en weer lager en 'aardser' op het aanbeden Lam - symbool voor Christus. Je kunt erover speculeren of Van Eyck door de keuze van de drie meest prominente personages ook een soort drie-eenheid suggereert van Maria, God/Jezus/Heilige Geest, en Johannes de Doper (die je speculatief via 'dopen' met 'schilderen' kunt associëren, maar in de schildering vooral lijkt te worden verbonden met de openbaring via de bijbel).
Noot
[#] Toevoeging oktober 2011: diep op deze materie wordt ingegaan in de masterscriptie (PDF) 'Mousikè Technè'; Een verkenning van de functie en betekenis van muziek in Mulisch' De ontdekking van de hemel, door Martijn Dentant.