Avatar: "most commonly refers to the incarnation (bodily manifestation) of a higher being (deva), or the Supreme Being (God) onto planet Earth. The Sanskrit word avata-ra- literally means "descent" (avatarati) and usually implies a deliberate descent into lower realms of existence for special purposes"
Een zekere verwantschap tussen bovenstaande afbeeldingen en de virtuele wereld vol icons van World of Warcraft is onmiskenbaar.
Eerder noteerde ik: "In 1911 bracht Duchamp met zijn 'Nu descendant un escalier' het Franse futurisme naar Amerika. Een naakt dat iets banaal-onbevalligs doet als een trap aflopen! Niet als vorm van persoonlijke schoonheid interessant, maar als deel van de onstuitbare loop der dingen. Het verhevene verlaagt zich en in één beweging wordt het platvloerse opgewaardeerd. Met terugwerkende kracht kan je het beeld associëren met de avatar in bijvoorbeeld de virtuele wereld van Second Life. Overigens wil de ironie dat het modernisme, dat zich afzette tegen de kleinburgerlijkheid van haar tijd, via de massaproductie de kiem legde van de kleinburgelijkheid van de toekomst."
In de Volkskrant van gisteren, artikel 'Een kus voor de icoon':
Het zich (letterlijk) verlagen van het ooit verheven naakt, voltrokken door Duchamp, kan dus worden gezien als de voltooiing van een beweging van hemels naar aards die al in de Renaissance (hergeboorte van de mens) was ingezet met als vertrekpunt de ultieme afbeelding van het Goddelijke op de religieuze iconen.Icoon komt van het Griekse woord eikoon, ‘afbeelding’. De iconen van het oosterse christendom gelden als afbeeldingen van het goddelijke, vensters naar de eeuwigheid.In de loop van de 8ste eeuw kwamen iconodoulen, ‘icoonvereerders’, tegen de iconoclasten in verzet. De iconen zijn geen gouden kalveren, betoogden zij. Iconen plegen het geloof geenszins te vervangen, ze zijn slechts een venster waarmee het verhevene kan worden waargenomen. Iconen mogen niet worden aanbeden, maar wel vereerd.Dat deze stroming in de 9de eeuw uiteindelijk de overhand kreeg, had te maken met een van de essenties van het christendom. Het is gebaseerd op incarnatie. In Christus was God mens geworden. Christus was door mensen gezien, en mocht dus ook door mensen worden afgebeeld, net als de Maagd Maria.Het schilderen van een icoon wordt niet beschouwd als een uiting van individueel kunstenaarsschap, maar als een religieuze handeling. Iconen hebben doorgaans slechts twee dimensies, geen perspectief. De uitdrukking van de gezichten is niet ‘aards’ maar ‘hemels’ - verheven en sereen dan wel strak en star.Wordt in West-Europa de overgang van de ‘platte, Byzantijnse’ stijl naar de renaissancekunst met een rijk perspectiefgebruik altijd positief geduid, in de orthodoxie wordt die vaak gezien als het begin van een ‘vervreemding’ tussen mens en God - een vervreemding die ‘het Westen’ in later eeuwen definitief in zijn greep zou krijgen. ‘Aardse gezichten’, geschilderd door ‘wereldse kunstenaars’, kunnen mensen niet verbinden met het hogere – de hemelse iconen wel.
Inmiddels heeft dit - paradoxaal of 'octaaf' - een virtuele wereld van avatars en iconen het licht doen zien die in het opzicht van idealisering van de menselijke gestalte (de vlekkeloze, oogverblindende lichamen van de strijdende helden en heldinnen in het rijk van de computerspelen) doet denken aan zowel de heiligen van de christelijk-orthodoxe schilderkunst als aan de hindoeïstische avatars. Weer scheppen mensen goden naar hun eigen evenbeeld, maar nu ieder voor zich, in het hiernumaals van de virtuele hemel.
(Volgens de wikipedia leert de Bhagavata Purana dat het aantal incarnaties van Vishnu ontelbaar is. En het hindoeïstische pantheon telt honderden miljoenen goden.)
Grappig: Ikoon / icon bevat "ik" / "I". Eikoon begint met "ei".
Het christelijke kloosterwezen is ontstaan uit de praktijken van heremieten die zich in de tweede en derde eeuw vestigden in de Egyptische woestijn. Zij meenden dat stilte, eenzaamheid en matigheid in voedsel, drank en slaap een vruchtbare grond voor het gebed vormden.
Trokken vrome mensen die geestelijke verlossing zochten zich ooit terug in besloten oorden waar zij baden tot God in den hoge, in onze tijd is met het 'big brother huis' (en de vele varianten daarvan) de exacte tegenpool van het klooster verschenen: mensen die zich voor het oog van de camera tot in hun intiemste doen en laten blootstellen aan in principe de blik van ieder mens. Het gebed tot God van de vrome asceet is vervangen door de bekentenissen van de hedonistische consument aan de Mensheid.
[ Toevoeging 20 december 2010:
Assange in Pieces
Door Lee Siegel, The New York Observer, 14 december 2010
In the space of a single generation, our 'icons' have gone from being simple, straightforward exemplars of a single quality [hemels en heilig; K] to enigmas who exist in fragments, unknowable to us, perhaps even unknowable to themselves [aards en troebel; K].
Lang voor het web en de computerspelen hun huidige staat van grafische verfijning bereikten, waren icons (ikoontjes) trouwens al de venstertjes die houvast, toegang gaven tot de virtuele wereld - vaak door het starten, het zich laten ontvouwen en manifesteren, het laten verschijnen van een 'apparaat' (applicatie), bijvoorbeeld een virtuele schrijfmachine of schildersezel.
The Use of Metaphors in Iconic Interface Design
Logos, Icons and Metaphors
Metaphor-Icon Link in Poetic Texts: A Cognitive Approach to Iconicity
Terzijde: het is interessant de oude en nieuwe avatars te beschouwen in de context van het type Oosterse filosofie dat al onze waarnemingen als illusies bestempelt (inclusief dus die van het eigen lichaam). Werkelijke en virtuele dingen, wezen en schijn, letterlijkheid en beeldspraak et cetera behoren alleen oppervlakkig gezien tot gescheiden sferen.
Wat echter tot een paradox of zelfs innerlijke tegenspraak leidt, omdat we ons begrip 'illusie' nu juist ontlenen aan ons vermogen de illusie dat op deze tafel een boek ligt te onderscheiden van het feit (de stand van zaken) dat op deze tafel een boek ligt. Juist doordat we dat onderscheid begrijpen en kunnen constateren, begrijpen we de termen 'werkelijkheid' en 'illusie' in de uitspraak 'de werkelijkheid is eigenlijk een illusie'; deze uitspraak is voor ons dus begrijpelijk voor zover zij onbegrijpelijk is, omdat ze kortweg inhoudt dat wat onderscheidbaar is niet onderscheidbaar is.
Aan deze tegenspraak valt alleen te ontkomen, door de opvatting dat illusior zijn geen absoluut, maar betrekkelijk kenmerk is: iets kan illusoir zijn ten opzichte van het ene en tegelijk werkelijk ten opzichte van het andere (het is dan dus niet tegelijk en in hetzelfde opzicht een illusie en geen illusie). Binnen een gesimuleerde wereld kunnen illusies worden gecreëerd, waarbij de gesimuleerde wereld 'werkelijk' is ten opzichte van die illusies (die als zodanig te ontmaskeren zijn met de middelen waarmee men de gesimuleerde wereld verkent), maar een illusie ten opzichte van de 'normale' werkelijkheid, die op haar beurt mogelijkerwijs een illusie zal blijken te zijn ten opzichte van een 'andere' ('fundamentelere' of 'hogere' et cetera) werkelijkheid.
In een droom gebeurt het niet zelden dat je denkt en ervaart dat je een bepaald ding in je handen hebt, vervolgens blijkt dat het een ander ding is dat erop lijkt, waarna als je wakker wordt dát ding eveneens alleen een droombeeld blijkt te zijn geweest; en misschien geldt tenslotte "life is but a dream"?
Vergelijk het begrippenpaar 'buitenkant' en 'binnenkant' en de discussie over secundaire en primaire eigenschappen in de filosofische lectuur: de perzik is niet werkelijk oranje, satijnzacht, sappig, zoetzuur, maar eigenlijk een verzameling welbepaalde soorten moleculen, kenmerkend geordend tot een vorm in de ruimte et cetera.
Deze zienswijze voert echter tot oneindige regressie, i.e. tot onbegrijpelijkheid. Dat wil zeggen: tot onbegrijpelijkheid van de wereld zelf, namelijk in zoverre de wereld meer is dan een taaluniversum, begrippensysteem, schimmenspel, metaforenconglomeraat. Verstrekkender nog: meer is dan wat wij (er ook van) maken - letterlijk of figuurlijk -, dus in het bijzonder meer dan onze ideeën (erover). Dit 'heilige' van de wereld is zowel zonneklaar-inzichtelijk als peilloos-duister.
Van onbegrijpelijkheid als regressus ad infinitum lijkt het bijna wanhopige zoeken naar de grondstructuur van de werkelijkheid in de moderne natuurkunde een mooie illustratie.
In het bijzonder de natuur (waaronder onze lichamelijkheid) dreigt in een dergelijk wereldbeeld op uiterst riskante wijze haar betekenis en realiteitswaarde te verliezen. Ze lijkt te verdwijnen, op te gaan in de cultuur. Maar pas op: niet omdat ze altijd al een fictie of constructie was, maar omdat veel van haar (levens)vormen feitelijk worden vernietigd.
In het oude India werd door middel van de yoga het contact met het lichaam en de natuur concreet verzoend met de spirituele zienswijze. In het huidige tijdsgewricht hebben grote groepen mensen met hun lichaam en de natuur geen voeling meer. Maar beide kunnen wel worden uitgewoond, niet verlaten (cf. Hubert Dreyfuss); of optimistisch gesteld: wel (deels) worden herschapen, niet ontstegen. De mens kan alleen figuurlijk totaal opgaan in Warcraft en The Matrix. Ze blijft altijd aangewezen op wat haar te buiten gaat en niet geheel kan worden beheerst.
Zie ook: "What is 'real' anyway? - An essay by Extropia DaSilva"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten