18 november 2006
Openbaring en illusie
© Peter. Klik voor grotere afbeelding.
[ De titel Openbaring en illusie, de reproductie, de wijze van tonen en de bespreking komen geheel voor mijn rekening en sowieso deze hele blognotitie valt buiten enige betrokkenheid van de kunstenaar; K ]
Wat laat het jongste werk van Peter ons zien? De serie kleine schilderijen is een variatie op één grondvorm. Twaalf monochrome schijven of openingen zijn streng geordend tot een rechthoekig raster; drie of vier bevinden zich onder een ‘horizon’ en verhouden zich ‘negatief’ tot de overige erboven (vergelijk het yin/yang-symbool). De twaalf stralen tijdloosheid en onvergankelijkheid uit.
Maar de werkelijkheid die ze belichten, schragen of waarin ze zijn (uit)gespaard, is gelaagd en door en door aangetast. Het geheel maakt nu eens de indruk van een verweerde, universele mal of het fundament van een bouwwerk; dan weer van een elementair landschap dat nergens houvast biedt en waar het elk uur tegelijk is.
Geen spoor te bekennen van de vertrouwde wereld, tenzij we uitsluitend sporen zien.
Voor mij zijn deze schilderijen meditaties over het menselijk bewustzijn - als het product van hemel en aarde. Drie (het getal van de heilige drie-eenheid) maal vier (het getal van de vier windstreken), is twaalf (het aantal apostelen dat Jezus, “de weg, de waarheid en het leven”, om zich heen verzamelde als de peilers en modelgelovigen van zijn verlossingsleer; het aantal noten van de toonladder; de uren die de klok rond maken; de maanden van het jaar). Zowel het oude Griekse geloof als het Hindoeïsme kende een pantheon van twaalf goden. Volgens Plato gebruikte God de dodecaëder (regelmatige twaalfvlak) om het heelal in te richten.
Wie zijn wij en waar gaat het om, jaar in jaar uit, van zonsopgang tot zonsopgang, permanent in (dis)harmonie, elk moment lerend? Dat is de vraag die hier dwingend wordt gesteld. De vraag dus die zich eeuwig herstelt.
“De lering is het niet-bestaan van andere dingen dan Brahman. Deze toewijding brengt de leerlingen vreugde en loutering. Hun zicht is als het zien van de twaalf zonnen. Het onderscheiden van het werkelijke van het onwerkelijke is hun bescherming”, staat in de Nirvana Upanishad. En de Yoga Vasistha Sara vermeldt onder “Nirvana”: “Laat de woeste stormen, die karakteristiek zijn voor het einde van tijdperken, gieren; laat de oceanen zich verenigen en de twaalf zonnen gelijktijdig branden, geen kwaad zal hem geschieden, wiens geest is uitgedoofd”.
Wat is het pad (“tao / do” in de Oosterse spirituele traditie), hoe luidt de grondtoon, is er iets blijvends in het grote ontstaan en vergaan van de wereld? Dobbelt God en is twee keer zes de hoogste worp? Leven en sterven wij per dozijn, zijn we alleen een pasvorm voor de stroom der dingen? Of is er uitverkiezing? Is openbaring een kwestie van gezamenlijke waanzin? Een eindeloos delven in lagen, de ene niet dieper dan de andere?
Is verlicht-zijn wel het tegendeel van hybris?
De kleine schilderijen geven geen antwoord. Maar ze hebben veel te bieden. Want hun verontrustende aspect, het ogenschijnlijk totaal onverschillige, wordt bij goed kijken overvleugeld door iets vreugdevols. Materie wordt een vorm van kleurenpracht en licht. Wetmatige reproductie maakt plaats voor vrijheid. Massiviteit blijkt een vorm van ruimte. Het onbewogene beweegt zich uitbundig. Ja, dit werk laat de schoonheid van het zien zien - en maakt iets zichtbaar van hoe het zijn verschijnt.
Onder het voorbehoud van een illusie.
Zie ook m'n blognotitie:
Art-brutgedachten over ‘do’
En zie:
"Not Dark Yet"
Zwermende boom
Ultramarijn
Citroenen
Hemel / gravure
Lentelicht
Zee van niets
Vlugge schets van berkenbast
Geen opmerkingen:
Een reactie posten