Vormeloos ben jij, en toch
(al weet geen mens de reden)
breng je vele vormen voort;
je brengt ze voort, en neemt
ze dan weer in je terug.
Vul ons met gedachten aan jou!
[...]
Maya is je goddelijke
minnares - met jou getrouwd.
Jij bent haar heer en meester.
Rood, wit en zwart is zij,
elke kleur een guna.
Vele zijn haar kinderen -
de bergen, de rivieren,
bloem, steen en boom,
beest, vogel, mens -
in elk opzicht haar gelijk.
Jij, geest in den vleze,
vergetend wat je bent,
verenigt je met Maya -
maar slechts voor een seizoen.
Tenslotte van haar scheidend,
herwin je jezelf.
Jij, onsterf'lijke Brahman,
en jij, geweven van klei
(twee wezens, toch één) -
als twee mooie vogels,
in gouden verentooi,
gezellen onafscheidelijk,
hoog gezeten op de takken
van één en dezelfde boom -
als mens proef je
van die boom het zoete fruit[*],
het zoete en het bittere;
maar als Brahman,
meester van Maya,
blijf je ongezien,
onbeweeglijk,
kalm observerend.
[...]
Laat ik mediteren op jou
binnenin mijn hart;
laat ik me aan jou wijden,
en jij, oneindige hoeder,
zal je aan mij openbaren.[**]
Vrij naar de Engelse vertaling van de Svetasvatara Upanishad door Swami Prabhavananda en Frederick Manchester, Signet Classics, Vendanta Society of Southern California, 1948, 2002.
Prachtige, suggestieve woorden.
Opmerkelijk:
- Het type dualisme doet denken aan de latere gnosis, maar met dien verstande dat de materiële wereld (maya) niet als iets laags wordt afgeschilderd, noch het vertoeven daarin als leven in een val, maar eerder als iets moois - zij het met zoete en bittere kanten.
Aristoteles' onbewogen beweger heeft met Brahman de roerloosheid gemeen.
Het masculiene seksisme (dat ik in mijn omzetting wat heb verzacht in de laatste vijf regels hierboven) vind je terug in het latere tantrische boeddhisme, althans zoals dit is geanalyseerd door Victor en Victoria Trimondi.
Brahman is kennelijk niet zo onafscheidelijk van en gelijkwaardig met Maya als in de derde groep verzen hierboven wordt verbeeld; want - zie de tweede groep - tenslotte 'herwint' hij zichzelf door van haar te scheiden. En het is het diep doorvoelde besef dat hij of zij één is met Brahman (niet met Maya), dat de gelovige hindoe 'onsterfelijk' maakt - zoals de Upanishaden keer op keer verhalen.
Ook lijkt in de eerste groep verzen Brahman, als voortbrenger van vele vormen, te doen wat in de tweede groep het werk lijkt te zijn van Maya. Of je moet het wellicht zo lezen, dat Brahman Maya 'baart' of anders wel 'gebiedt', die vervolgens de materiële wereld voortbrengt. Hoe dan ook, het primaire voortbrengen of baren (Brahman wordt elders in de Svetasvatara 'uterus en tombe van het universum' genoemd) gebeurt klaarblijkelijk door de heer en meester, niet door zijn gezellin en minnares.
- De kleuren rood, wit en zwart van de guna's - te weten rajas, sattva en tamas - zijn, toevallig of juist niet, dezelfde als de kleuren van de paarden die verschijnen in de Openbaring van Johannes (afgezien van het vierde, vale paard); alsook de kleuren die volgens Rudolf Steiner[1] gemengd de tint Pfirsichblüt - een huidskleur - opleveren; tevens de hoofdkleuren van de alchemie en de kleuren van: een van de versies van het schild van de Tempeliers, de nazi-vlag en de Arabische Bevrijdingsvlag. Daarnaast figureert dit kleurentrio natuurlijk in talloze onbeladen emblemen, logo's, huisstijlen enzovoorts - maar toch lijkt er 'voor alles' het oerfenomeen in te zijn gecodeerd van het duistere, bloedige en (ver)lichte(nde) van de schepping.
- 'Laat ik me aan jou wijden' is mijn vrije weergave van 'Let him [i.e. a man] consecrate himself to thee' uit de vertaling door Prabhavananda en Manchester. Van 'consacreren' of 'consecreren' ('wijden') komt 'consecratie'[2], dat, naast 'wijding' in het algemeen, binnen de katholieke mis staat voor het uitspreken van de sacramentele woorden tot de verandering van brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus bij het misoffer. Dit is vast een bijbetekenis die men eigenlijk niet aan de betreffende term in het Sanskriet mag toekennen, maar in mijn ogen wel een hele mooie: in de christelijke zienswijze werd God mens door Jezus, oftewel 'materialiseerde' God zich zo als menselijk lichaam; het ritueel waarin brood en wijn - materie dus - heten te veranderen in het lichaam en bloed van Jezus (dus als het ware opnieuw zetel worden van God), herinnert precies aan dat mysterie. Een mysterie dat in de kern lijkt overeen te komen met de raadselachtige verschijning van Brahman (lees: God als geest en vader) in, als of gepaard aan Maya (lees: materie en moeder).
Het elkaar toegewijd zijn van God en mens is sinds onheuglijke tijden vaak en persistent ontaard in het offeren - denk aan Le Sacre du Printemps - of anders tenminste het zich opofferen. Misschien zou het toegewijd zijn van de mens aan God idealiter trekken vertonen van wat ik in een blognotitie over het masker heb aangeduid als 'het zijnde als uitnemend open voor het zijn'[3].
Wat helaas hindoeïsme, gnosis[4], christendom en tantrisch, dus onder meer Tibetaans boeddhisme, om maar te zwijgen van de islam en het orthodoxe judaïsme, gemeen hebben, is de onderschikking van het vrouwelijke (materie) aan het mannelijke (geest of hoogste wezen als heer en meester, in het tantrische boeddhisme de Adi-Boeddha).
Zie mijn blognotitie 'Theologische speculaties', incluis de noten, voor een ruwe poging tot een - voor zover dat nog mogelijk is - originele beschouwing van dit ontwrichtende seksistische dualisme - met een blik op Peter Sloterdijks magnum opus Sferen.
Later toegevoegd: idem in de notitie 'De cirkel van de waarheid, Wittgenstein en Merleau Ponty'.
Noten
[*] Toegevoegd juli 2015: dus niet Adam en Eva en de boom, maar Brahman en Maya in de boom. Wel is het ook hier de vrouw die het fruit proeft - "mens" is een van Maya's "kinderen" of gedaanten. Overigens niet alleen het 'bittere' fruit, zoals in de Bijbel, maar ook het zoete.
[**] Toegevoegd december 2012: zolang er sprake is van 'aan mij', is het individuele zelf of atman gescheiden van het al(lerhoogste) of Brahman, dus (ook) dit vers is ongetwijfeld slechts bij wijze van spreken. Terzijde: iets van de paradox 'atman is Brahman' spreekt wellicht uit onze term 'individu', dat etymologisch 'ondeelbaar' betekent; als men dit ernstig opvat, kan een individu niets over zichzelf zeggen of zelfs denken of beseffen, omdat een dergelijk spreken, denken of beseffen verdeeldheid impliceert - en mogelijkerwijs is het enige dat volstrekt ondeelbaar is: het ene, dat niets anders kan zijn dan het Ene in de zin van al-Ene[^]. Het heelal en het individu hebben tevens gemeen, dat ze geen (eindige) omgrenzing hebben; als het individu die had, zou het denkbaar zijn die omgrenzing te doorbreken, wat deelbaarheid zou inhouden, maar dan zou het geen individu betreffen; als het heelal die had, zou men buiten het heelal kunnen komen door de omgrenzing te overschrijden, maar dit is onmogelijk, want het heelal is alles, het heeft per definitie geen 'buiten zich'. De intuïtie is, dat het individu (bij Cicero de vertaling van 'atoom') een 'oneindig kleine' omgrenzing heeft en het heelal een 'oneindig grote'; en dat deze beide op een ondoorgrondelijke manier aan elkaar gelijk zijn - vergelijk de redenering van Cusanus dat 'in God' alle tegengestelden, zoals het allerkleinste en het allergrootste[^^], samenvallen (coincidentia oppositorum).
Wartaal, of diepzinnig?
[^] Als heelal en individu hetzelfde zijn, moeten de schijnbare delen van het heelal, bijvoorbeeld 'individuele mensen', geen werkelijke delen zijn, maar illusoire afscheidingen betreffen. Misschien ligt een sleutel tot dit raadsel in het begrip 'afzonderbaar' of 'afzonderlijk' in verhouding tot 'onderscheidbaar' zijn, van een deel van een geheel. Uiteraard kan je geen enkele entiteit van het heelal afzonderen. Wel lijk je er delen van te kunnen onderscheiden. In hoeverre is 'onderscheiden' noodzakelijk 'scheiden'? Voor zover het dit zou zijn, deed je het onmogelijke door bijvoorbeeld een afzonderlijke ster te onderscheiden ten opzichte van het heelal. Maar als onderscheiden geen vorm van scheiden behelst, kan dat wat je onderscheidt geen (afzonderlijk) deel zijn; het deel is in zekere, wezenlijke zin onverminderd het geheel. Anders benaderd: je kunt het deel slechts helemaal kennen als je alle relaties ervan tot het geheel kent. Is dit slecht een taalspel aan de hand van glibberige - niet goed gedefinieerde - begrippen?[1] Toegevoegd 15 oktober 2012: het guna-trio kwam me, al dan niet als zinnige intuïtie, vandaag voor de geest bij het lezen van een passage in een tekst over Rudolf Steiner van publicist Rüdiger Sünner: '[...] eine Holzskulptur [...], die Steiner für das "Goetheanum" entwarf und die "Christus" inmitten der mythologischen Wesenheiten von "Ahriman" (links) und "Luzifer" (rechts) zeigt. Beide verkörpern Widersacherkräfte, die jedoch - in gewissem Masse - durchaus wichtig für die Entwicklung von Welt und Mensch sind. Der aus der persischen Mythologie entnommene "Ahriman" steht für die Verhaftung mit Erde und Materie, die bspw. für die Entwicklung der modernen Technik und Naturwissenschaft nötig war, aber im Übermass auch zu Erstarrung, Verhärtung [cf. tamas; K] und Materialismus führen kann. "Luzifer", den die Griechen als "Prometheus" und die Germanen als "Loki" kannten, repräsentiert das Element von Feuer und Leidenschaft, das als kreative und revolutionäre Potenz zum Menschen dazugehört, aber auch Überhitzung [cf. rajas; K] und Grössenwahn bewirken vermag. "Christus" in der Mitte bekämpft diese Kräfte nicht, sondern schaut auf Mass und Ausgleich [cf. sattva; K] [...]'.
[^^] Harry Mulisch schrijft in De compositie van de wereld (1980) over het denken van Cusanus: "Omdat elk kwantitatief empirisch meten eindig is, faalt het bij het oneindige ding, dat God is, want tussen het eindige en het oneindige bestaat geen verhouding ('finiti et infiniti nulla proportio': deze formulering duikt regelmatig op in zijn [Cusanus'; K] geschriften); het eindige kan niet door vermeerdering oneindig worden. (...) De sleutelpassage luidt: 'Het absoluut grootste (maximum) is totaal actueel, want het is alles wat het zijn kan. En zoals het niet groter kan zijn, kan het om dezelfde reden niet kleiner zijn, aangezien het alles is wat het zijn kan. Maar het kleinste (minimum) is datgene, ten opzichte waarvan iets kleiners niet mogelijk is. En omdat het grootste van de zojuist geschetste aard is, is het duidelijk, dat het kleinste en het grootste samenvallen'."
Flagrante denkfout (van het type dat je ook bij Plato tegenkomt), of juist geniaal?
[2] Cōnsecrātiō ‘wijding’, [is] een afleiding van cōnsecrāre ‘wijden, heiligen’, gevormd uit → com- ‘samen’ en het werkwoord sacrāre ‘heiligen’ van sacer ‘heilig’. Latijn sacer ‘heilig’ is verwant met: Hittitisch saklāi- ‘rite, gebruik, wet’; Tochaars B sākre- ‘gelukkig’; < pie. *sah2k- ‘wijden, een verdrag sluiten’. Bron: Etymologiebank.nl, hier en hier. 'Consecratie' heeft dus ook een wettisch aspect, naast de mystieke beduiding van de vleeswording van God; denk inzake het eerste aspect aan de Ark des Verbonds van het Oude Testament.
Verder: [...] het woord [‘wijden’ wordt] vaak verbonden met Latijn victima ‘offer’ en Oudlitouws viešpilas ‘heilige berg’, maar de verdere verbindingen zijn nogal speculatief. Mogelijk moet men [...] denken aan een oorspronkelijke betekenis ‘afgescheiden ruimte’ zoals ook tún in het Oudnoords een religieuze betekenis kan hebben, zie → tuin. In dat geval kan het woord behoren bij de wortel pie. *ueik- ‘af-, uitscheiden’ [...] of pie. *uei- ‘vlechten, verbinden’ [...].
Het gekke is dat ik bij 'consecratie' moest denken aan 'con-secretie' dus 'samen-afscheiden' - wat etymologisch onzinnig is; maar dat 'wijden' dus mogelijk - zie de vorige alinea - in de verte toch met 'afscheiden' (van een tuin in religieuze zin) en zelfs met 'uitscheiden' (zoals het zaadje als het ware de plant uitscheidt en vice versa?) verwant is. Daarnaast is het, hoewel etymologisch kwestieus, grappig dat 'wijden' qua letterbeeld 'wijd' bevat - denk aan 'wijd open'. J. de Vries merkt op over de herkomst van 'wijd': 'Geheel anders oordeelt J. Trier Lehm [...], die uitgaat van de Indo-Germaanse wortel *u̯ei ‘binden, vlechten’ [...] [vergelijk de vorige alinea; K]. Afleidingen van deze wortel betekenen ‘vlechtwerk; van takken gevlochten omheining’, dan ook ‘de daardoor omheinde ruimte’, in het bijzonder die van de dingvergadering. De uitgestrektheid daarvan zou dan door het woord wijd aangeduid zijn.'
Langs bovengenoemde, twijfelachtige wegen zou met 'consecratie' etymologisch dus zowel iets als 'wijd maken' (qua betekenis 'ver openen') als 'af-, uitscheiden' resoneren; en/of 'vlechten, verbinden'; associatie: het filosofisch-antropologische kernbegrip 'sfeer' bij Sloterdijk (zie ook noot[3] hieronder).
Intrigerend. Dit alles roept bij mij tevens losse associaties op met het vrouwelijke geslachtsorgaan dat zich als 'tuin der lusten' opent tijdens de gemeenschap; waarbij de geliefden zich verbinden en vervlechten; er zich vochten (soms hogerop een eicel) en zaad afscheiden; en via hetwelk - wanneer het op haar wijdst is - het kind word gebaard als klein 'evenbeeld' van de ouders.
De woorden 'dingvergadering' en 'dinggemeenschap' hebben me beziggehouden in m'n blognotitie 'Kladgedachten bij Pirsigs Lila'.
[3] Vergelijk de meditatie van Peter Sloterdijk over het inblazen van de levensadem door God in Adam, de kleifiguur gevormd naar zijn evenbeeld, in de inleiding van Sferen (Inleiding, pagina 32, vertaling Hans Driessen): 'Dat is ook de diepere zin van het bijbelse woord "evenbeeld": het betekent niet dat de schepper een mystieke solo-androïde is geweest, die op zeker moment voor de verleiding bezweek zijn verschijning - aan wie verschijnend? - op aardse lichamen te calqueren [...] Het doel van de schepping van subjectiviteit en wederzijdse bezieling is niet de holle mensenpop. Het begrip 'evenbeeld' is slechts een [...] verwoording van een verhouding van pneumatische wederzijdsheid. Het vermogen om intiem te kunnen communiceren in een primaire dualis is Gods patent.' En: 'Men zou zelfs kunnen zeggen dat de zogeheten schepper niet pre-existent is ten opzichte van zijn pneumatische voortbrengsel, maar dat hij zich, synchroon met dat laatste, zelf voortbrengt als de intieme tegenvoeter van zijnsgelijke.'
Overigens heb ik lang gezocht naar een beter adjectief dan 'uitnemend'. Het was mijn bedoeling uit te drukken dat het zijnde zowel (passief en 'buiten zichzelf') eminent open staat voor het zich manifesterende zijn als (actief en 'authentiek') het zijne of hare uit het zijn tevoorschijn haalt. Het laatste, omdat ik me niet kan vinden in de opvatting dat het zijnde welbeschouwd louter een masker (persona) is van het zijn - vergelijk de 'holle mensenpop' in het citaat van Sloterdijk hierboven. Sloterdijks 'primaire dualis' is wellicht een beter begrip (wat niet wegneemt dat ik zijn filosofische antropologie in belangrijke opzichten verwerp).
In los (of misschien toch niet al te vergezocht) verband schiet me bij het bovenstaande het essay 'Dat zijt gij' van Bart de Goeij te binnen, over het oeuvre van Harry Mulisch in het licht van de wereldbeschouwing van Kant, Schopenhauer en het Hindoeïsme.
Een interessante, heel andere kijk, waarin ik me grotendeels wel kan vinden, is die van Victor en Victoria Trimondi op 'creatieve polariteit voorbij het tantrisme'.
[4] Zoals bekend is dit omstreden, zoals zoveel betreffende de gnosis of beter: het scala aan min of meer gnostische geschriften. Verschillende teksten laten een lezing toe waarin het vrouwelijke, in de gestalte van Sophia, juist veel meer gelijkwaardig is aan het mannelijke dan in het christendom en in mindere mate dan in het hindoeïsme - zie bijvoorbeeld de invalshoek van Elaine Pagels en in Nederland het populariserende boek 'Van Sophia tot Maria' van Annine van der Meer. Het gnostische evangelie van Thomas echter besluit met: 'Simon Petrus zei tot hem: "Stuur Maria van ons weg, want vrouwen zijn het leven niet waard". Jezus zei: "Zie, ik zal mij met haar verbinden en haar tot mens maken, opdat ook zij een levende geest worde, net als jullie mannen. Want ook iedere vrouw die mens wordt zal het koninkrijk der hemelen binnengaan".' Volgens de Nederlandse kenner van de gnosis en de Katharen, Bram Moerland, is dit waarschijnlijk een latere toevoeging, maar bijvoorbeeld deze christen meent dat de gnosis wel degelijk misogyn is. Die visie wordt gedeeld door Pheme Perkins en Karen King - die zichzelf als ik het in de gauwigheid op internet goed zie, situeren als feministische theologen. Perkins: 'the gnostic experience is ultimately misogynist in the extreme; King: 'When gender imagery is used with regard to the creation of the lower world, it is the feminine (in the guise of Sophia) that is consistently made responsible for deficiency and is associated with the corruption of the material realm. [...] We see here again the common association in antiquity of the male with (positive) heavenly or spiritual qualities, the female with (negative) material aspects' (bron: Images of the Feminine in Gnosticism, Philadelphia, Karen King (editor), Fortress Pres, 2000, 480 pagina's).
Zie ook m'n blognotities:
Polderadvaita
Theologische speculaties
Over het masker
De mens als magische eenheid van nabootsing en autonomie
Het zijn en het niets, vorm en leegte
Kladgedachten bij Pirsigs Lila
English Defence League knoopt banden aan met Tea Party
Annemiek Schrijver prijst de suspecte goeroe Sogyal Lakar
En:
Tussen rust en spanning: sattva, rajas & tamas
Om Mani Padme Hum
Praise - pratah smarami
The song which gives the key to perfection
Illustratie: traditionele beeltenis van de hindoeïstische geestelijke en filosoof Adi Shankara.
boeiend onderzocht en geschreven
BeantwoordenVerwijderenDank!
BeantwoordenVerwijderen