Hugo Brandt Corstius verkondigt in zijn onlangs verschenen boek over mieren volgens recensent Wim Wirtz, dat binnen een halve eeuw het lichaam niet meer nodig is, omdat we dan rechtstreeks communiceren van brein tot brein, in golven die niet uit atomen maar uit energie bestaan: lichaamloos leven op een alles omspannend superinternet waarmee je kunt spreken, neuken en spelen.
Dit zou een uitspraak van een transhumanist kunnen zijn (bijvoorbeeld Giulio Prisco of Ray Kurzweil; zie ook dit artikel van Prisco over Kurzweil).
De visioenen van Corstius, Kurzweil en Prisco zijn utopieën; daartegenover heb je natuurlijk de distopieën, bijvoorbeeld van William Gibson, Nicholas Carr en Harry Mulisch.
Volgens mij maken de technutopisten een ernstige denkfout. Hun uitgangspunt is een zuiver materialisme: ze geloven niet in een ziel - die het wezen van het individu uitmaakt - los van het lichaam, het lichaam overstijgend. Goed. Maar vervolgens reduceren ze, of althans sommigen van hen, de lichamelijkheid - de materiële vorm! - van de mens tot hersenprocessen, menend dat er toch een mensachtig wezen overblijft. En dat is inconsistent. Juist als materialist pur sang moet je er bepaald niet vanuit gaan dat een soortgelijk wezen uit de bus komt als je de materiële vorm drastisch wijzigt, c.q. reduceert en overzet op een ander substraat.
Je kunt het ook zo zeggen: technutopisten die denken dat de lichaamloze 'mens' soortgelijke verlangens, gedachten (ook over zichzelf) en geneugten zal kennen als het menselijk lichaam, gaan impliciet uit van iets dat in strijd is met hun materialisme, namelijk van het bestaan van een menselijke essentie ongeacht de materiële vorm.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten