"Ons leven is niet authentiek, het is ingefluisterd, het past zich aan een norm aan die voortdurend verandert, de ene keer links, de andere keer rechts, soms rood of blauw, meestal kleurloos of gifgeel, maar nooit zuiver en helder. Ons spreken, zei Artaud, is gesouffleerd spreken, we schrijven ook niet zelf, ons lichaam representeert, het is alsof 'ons lichaam niet zijn eigen adem blaast'.
Ik sloeg net een oud dagboek open, 27 mei 1988:
"Vreemd aan filosofie: je plaatst een vraagteken bij iets voordien vanzelfsprekends (iets 'naïefs', iets op 'goedgelovigheid' berustends et cetera). Dat leidt tot theoretiseren over een niet onmiddellijk zonneklare, 'diepere' werkelijkheid - maar iedere theorie is uiteindelijk toch weer geënt op evidenties, laten we zeggen op rijpe evidenties in plaats van de naïeve waarvan men uitging. Riekt dit naar onzinnigheid? Of op zijn minst naar: hooguit een verandering van geloof, een af-keer die leidt tot een nieuwe be-kering?
Het opmerkelijke van wetenschap is, dat de 'diepe' evidenties daarvan op een instrumentele manier samenhangen met naïeve. Dit geldt niet voor vrijwel alle filosofie. Tenzij als volgt: de door een groep of school van filosofen gedeelde grondinzichten leveren aan de oppervlakte van het papier soortgelijke, redelijk voorspelbare teksten op.
Ik kan de uitingen van een ander niet anders opvatten dan binnen mijn eigen betekenisveld; bijvoorbeeld een bepaalde lichaamsbeweging zal ik begrijpen als doelmatig, contextueel-expressief et cetera, óf als een onhandige, mislukte, niet geslaagde poging om al-duidbaar te zijn; óf - nota bene - als teken van degeneratie, ziekte, krankzinnigheid, waarbij ik ook díe 'signalen' (want in die oorzakelijke zin vat ik ze dan op) probeer onder te brengen in een systeem van begrippen, te benoemen in een theoretisch gefundeerde diagnose.
Met andere woorden een mens kan zich niet uniek uiten zonder in zinloos, op zijn best nóg ongeduid maar al snel ziekelijk geacht gedrag te vervallen. Tenzij de uitingen met 'instemming' worden begroet, wat nog het vaakst gebeurt in de artistieke wereld, maar ook daar eigenlijk alleen als de kunstenaar van vigerende - artistieke - conventies uitgaat óf tot een groep van zich soortgelijk uitende avant-gardisten behoort, die als het ware met geweld een nieuw betekenis(slag)veld verovert. Ook humor kan een legitimatie zijn voor normafwijkend, eigen-zinnig, 'absurd' handelen; dat mag als je er een zodanige uitstraling bij hebt, het zo brengt, dat men moet lachen. Maar dat lukt, denk ik, alleen als je openlijk doet wat men normaal gesproken onderdrukt, heeft afgeleerd, moreel veroordeelt. Of schaamtevol vindt en tegelijk zelf met moeite weet te vermijden. Dus alleen als het toch weer herkenbare uitingen zijn, zij het dan appelerend aan een min of meer gemeenschappelijke voorbewuste sfeer, het collectief-verbodene, het 'pijnlijke', het aanlokkelijke taboe.
Dus in zoverre een mens waarlijk uniek is, kan hij zich niet duidelijk maken, kan hij überhaupt niet communiceren, zelfs niet in een normafwijkende vorm. Het is strikt genomen onmogelijk op een volstrekt eigen manier contact te hebben met de ander(en). Absoluut niet communicabele eigenschappen zijn gedoemd tot een verblijf in individuele duisternis, het zijn de bakstenen van de isoleercel waarin het puur-eigene logisch noodzakelijk onbereikbaar zit opgesloten.
Van de andere kant: is het aanschouwen van iets zonder het te begrijpen (zonder dat we ertegen kunnen spreken en zonder dat het tot ons spreekt), niet precies wat verwondering is? Hoe alleen ben je ten overstaan van wat je verwondering wekt? Heeft dit te maken met je verhouding tot je toekomst, in zoverre die niet te begrijpen is in – breed opgevat - 'ouderlijke' termen? Met angst voor je eigen expressie: letterlijk over de betekenis daarvan. De angstige twijfel of wat uit je handen komt wel iets is.De foto hierboven maakte deel uit van een collage op een van de muren van mijn woning omstreeks 1986; de welgemeend klinkende aansporing van een vriend van een kennis (een jonge schilder) dat ik ‘beslist door moest gaan met dit soort dingen’, was echter niet aan een Artaud in de dop gericht. Wel zie ik er nu een voorgevoel van ernstige lichamelijke ziekte in, maar dat is waarschijnlijk hindsight.
Angst in de omgang met iemand die zich niet houdt aan wat jijzelf constitutief acht voor het überhaupt contact kunnen leggen met elkaar. Wat is dat voor contact? Resteert alleen lichamelijkheid, teder, bruut, of beide? Maar is ook die lichamelijkheid niet al voorgevormd?"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten